
De farao als koning die tussenin de goden en de mensen staat.
De farao uit het oude Egypte was een machtig politiek leider. Die macht blijkt o.m. uit de grootste bouwwerken die de dag van vandaag nog tot de verbeelding spreken: piramides, architecturaal hoogstaande tempels met kolossale beelden, zuilen en obelisken en het uiterlijke vertoon van macht in het paleis.
Maar de farao is nog meer dan dat!
Voor de oude Egyptenaren was een wereld zonder koning ondenkbaar. Zo'n wereld zou in chaos vervallen en dat was tegen het principe van de kosmische Maät die in het begin door de Scheppergod was ingesteld. De koning nam die taak over om telkens weer opnieuw, dag na dag, jaar na jaar, voor de orde te zorgen. De koning had ook een theopolitieke functie. Dat geloof in de goddelijke rol heeft voor een 3000 jaar lange succesvolle, maar hiërarchische samenleving gezorgd.
Het woord 'farao' dat gebruikt wordt om de koningen van de Oud-Egyptische beschaving aan te duiden, hebben we te danken aan de Griekse vertaling.
Daarin worden de hiërogliefen voor " per-aä " zo vertaald. De letterlijke betekenis ervan is "het grote huis" of het paleis. Niet het gebouw, maar het instituut, zoals in het Nederlands de uitdrukking bestaat, "volgens een mededeling van het paleis, zal..."

Koninklijke iconografie: de kronen van de farao.
De kleren maken de man...en ook de koning!
Zij dragen herkenbare machtssymbolen: kronen, scepters, mantels, een ceremoniële baard, kromstaf, vlegel, een staart ...
KRONEN, gemaakt van natuurlijke materialen (riet met gips bekleed en beschilderd):
- de witte kroon (hedjet) verwijst naar de koning als koning van Opper-Egypte
- de rode kroon (desjeret) verwijst naar de koning als koning van Neder-Egypte
- de gecombineerde dubbele kroon (psjent of pa sechemti) voor de koning van beide landsdelen ('de beide machten'
- de blauwe kroon (chepresj) doet zijn intrede vanaf de 18de dynastie
- de atef-kroon, de witte met twee pluimen is de voorloper van de uitgebreide anedjti-kroon
Koninklijke iconografie: de typische voorstelling.
Toetanchamon draagt hier de nemes hoofdoek, gemakkelijk herkenbaar aan de horizontale blauwe en gele strepen, achteraan samengebonden in een staart. Op het voorhoofd zit de cobraslang of uraeus. De farao draagt de met touwtjes bevestigde, ceremoniële baard op een overigens gladgeschoren aangezicht.
Verder draagt de farao de kromstaf (heka-scepter) en de vlegel (nechacha).
Daarnaast heeft de farao ook nog een staart en een ceremoniële knots, dikwijls afgebeeld op de tempelmuur bij het verslaan van de vijand.


Koninklijke iconografie: de magische hiërogliefen.
Bij de voorstelling van de koningen op de tempelmuren staan dikwijls typische hiërogliefen die een magische betekenis meekregen. Op de afbeelding hierbij zijn dat, van links naar rechts: het anch-teken, het levensteken als indicatie dat de koning het leven heeft gekregen van de goden, de djed-pilaar als teken van de stabiliteit die de koning aan de samenleving geeft, de was-scepter als uitdrukking van de koninklijke macht, bovenaan het oedjet-amulet dat als 'oog van Horus' de bescherming uitdrukt die de koning geeft en onderaan, de sjen-ring als teken van eeuwigheid.
De Koningstitulatuur: de vijf namen.
De koninklijke status was geen gewone mensstatus. Om de individuele persoonlijkheid van de koning te kunnen weergeven, kreeg de farao (na verloop van tijd) vijf namen, telkens voorafgegaan door de "titel". In volgorde van de afbeelding hierbij:
1. De Horus-naam, waarmee de koning zich met het paleis van Horus identificeert,
2. De Nebti-naam, waarmee de koning zich met de 'twee meesteressen' van beide landsdelen identificeert,
3. De Gouden-Horus naam, waarmee de goddelijkheid van de koning werd uitgedrukt,
4. De Nesoe-Biti naam, de officiële troonsnaam die de koning zich bij zijn inauguratie toebedeelde,
5. De Sa-Ra naam, de 'zoon van Ra' naam die de koning bij zijn geboorte meekreeg.


De Koninklijke feesten en festivals: het heb-sed jubileum
Op de plattegrond hiernaast staat het tempelcomplex van farao Djoser in Saqqara dat we zeker zullen bezoeken. In een deel hiervan werd het jubileumfeest gevierd.
Het jubileumfeest of het heb-sed feest was bedoeld om na een zeker aantal jaren, het koningschap van de farao te hernieuwen. De nadruk lag hierbij op de fysieke persoonlijkheid van de koning die een aantal proeven en rituelen moest ondergaan waaruit dan de kracht en de autoriteit om te blijven regeren moest blijken. De rituele loop rond de twee bakens (die Opper- en Neder Egypte symboliseerden), het oprichten van de djed-pijler en het afschieten van pijlen naar de vier windstreken waren de vaste onderdelen. Ook een rituele her-kroning stond op het programma. In principe werd het eerste heb-sed feest georganiseerd na 30 regeringsjaren en vanaf dan om de 3 jaar.