De Egyptische piramide

Wie Egypte zegt, ziet een piramide voor ogen en wie piramide zegt denkt ogenblikkelijk aan Egypte.
Het woord komt ook deze keer van de Grieken die in de vorm van dit soort bouwwerken een 'puntbroodje' of puramis herkenden. De Egyptenaren zelf schreven het met de hiëroglief , mer, waarbij egyptologen vermoeden dat de onderste band mogelijk verwijst naar de granieten bekledingsblokken die men soms onderaan de piramide aantreft.
Zoals op de voorstelling hierboven te zien is, is de topsteen van de piramide bezet met goudplaten die de zonnestralen weerkaatsen. Die topsteen wordt een 'kleine piramide' of piramidion genoemd; benben in het Egyptisch.
De piramidevorm werd door de Egyptenaren gezien als een aardse voorstelling van de 'oerheuvel' uit het scheppingsverhaal. De piramide stond borg voor het herleven na de dood.
Daarnaast 'gebruikte' de overleden farao de piramide ook als een 'stairway to heaven': via de piramide kon de overleden farao opstijgen om tussen de circumpolaire sterren en de goden zijn plaats in te nemen.

Piramiden werden gebouwd op een rotsbodem van kalksteen. Ze werden heel precies georiënteerd volgens een oost-west as, dwars op de noord-zuid as van de Nijl. De Egyptenaren van toen waren meesters in de bouwkunde en wisten via hun astronomiekennis precies waar dat noorden gelegen was. Doorgaans gebruikten ze steenblokken uit nabijgelegen steengroeven, maar voor de buitenmantel of voor de inwendige kamers werden materialen van tot wel 800 km ver aangevoerd. Alle graniet bijvoorbeeld komt uit Assoean.

Ze werden niet (!) door slaven gebouwd maar door de doorsnee Egyptenaar in het seizoen dat er niet geoogst kon worden. In de nabijheid van de piramiden zijn er ook hele dorpen/steden gevonden waar de bouwvakkers verbleven. Uit de opgravingen van keukenresten blijkt dat ze een zeer voedzaam dieet kregen en niets tekort kwamen.

Eerst was er ... de MASTABA

Reeds zeer vroeg in het Oude Rijk liet de koning zich een graf "voor de eeuwigheid" bouwen. Eerst in zongedroogde bouwblokken van Nijlklei (tichels) en nadien in natuursteen.
Steen werd gebruikt voor alles wat men een eeuwig bestaan wou toekennen.

De eerste vorm van een stenen graf was de zgn. mastaba. Die naam is eigenlijk Arabisch voor 'bank' omdat de gebouwen vanuit de verte op een zandbank gelijken. Eerst waren er alleen mastaba's voor de koning en later ook voor de Nobelen en gezagdragers allerhande. Een mastaba bestaat uit twee delen:
- een ondergronds ruimte waar de eigenlijke grafkamer was (met sarcofaag en andere grafgiften), en
- de bovengrondse ruimte, die als cultusplaats diende: hier werden de dagelijkse offers gebracht en kon de overledene herdacht worden.

vervolgens kwam de ... TRAPPIRAMIDE 

Onder koning Djoser (3de dynastie) groeit de mastaba uit tot een trappenpiramide. Het is de bekende trappenpiramide in Saqqara (die we zullen bezoeken). Men kan deze zien als een opeenstapeling van meerdere mastaba-bovenruimtes, bovenop één ondergrondse grafruimte. Naast de piramide zijn er nog heel wat andere funeraire gebouwen die zo één complex vormen. We staan aan het begin van een bouwkundige periode waarbij druk geëxperimenteerd wordt met nieuwe piramidevormen: weg van de trap-structuur naar een vorm waarbij de klassieke piramidevorm ontstaat.  De hellingsgraad van de zijde wisselde en in Dasjoer moest er gecorrigeerd worden: zo is de "knikpiramide" ontstaan.

In totaal zijn er meer dan 90 piramiden bekend die zich allemaal -als necropool- op de westelijke Nijloever bevinden.

... het plateau van GIZEH: het toppunt van de piramidebouw.

Hier bevinden zich de meest beroemde van alle Egyptische piramiden. Van links naar rechts op de afbeelding hierboven zijn dat de piramide van Menkaure, Chafre en Khufu. Dat zijn de Egyptische namen van de drie farao's die de Grieken Mycerinos, Chefren en Cheops noemden.  De piramide van Khufu is de zgn. Grote Piramide. (zie hieronder) Voor en achter deze piramide zijn er een reeks mastaba's te herkennen. Deze behoren toe aan een aantal gezagsdragers en vooraanstaande edelen uit de tijd van deze farao's. Ondermeer de mastaba van Hemioenoe die gezien wordt als de architect van de grote piramide.

Op het plateau van Gizeh is goed te zien dat de piramide geen losstaand monument is, maar deel uitmaakt van een groter domein met allerhande gebouwen. Zo is er; waar het enigszins kon, een verbinding met de Nijl. Rechtstreeks aangrenzend of via een aantal kanalen konden zo de bouwstenen voor de monumenten aangevoerd worden. En uiteraard ook alle materialen en voorzieningen die nodig waren om de bouwvakkers in hun levensbehoeften te voorzien. 
In het dal ligt ook de daltempel, met kade en aanlegsteiger. De daltempel was een ontvangsttempel voor de overleden farao. De begrafenisstoet die aan de verblijfplaats van de koning was vertrokken kwam hier toe. Sommige egyptologen geloven dat dit de plaats was waar de overleden farao werd gemummificeerd. Een proces dat toch al snel meer dan 70 dagen bedroeg. Voor de tempel stonden er sfinxen opgesteld en in de tempel stond het vol beelden van de farao. De daltempel van Chafre is nog goed bewaard. Hier werd dat prachtige diorieten beeld gevonden van de tronende Chafre met op zijn schouder de beschermende Horusvalk. (Hopelijk kunnen we dat in de GEM zelf bewonderen).

Vanuit de daltempel vertrekt er een dalweg naar het hoger gelegen plateau. De dalweg was ommuurd en overdekt. Bij farao Oenas (6de dynastie) is deze 750 meter lang en hier in Gizeh, bij Chafre, zelfs 810 meter. De dalweg komt uit bij de piramidentempel of dodentempel. Deze had aan de achterzijde een schijndeur die op de piramide zelf uitgaf. Hierlangs kon de Ka van de farao de dagelijkse offeranden die in de dodentempel werden gehouden, in ontvangst nemen.

Naast de koninklijke piramide liggen er een aantal kleinere satellietpiramides die wellicht bestemd waren als graf voor de koninginnen en andere voorname familieleden.
Op het domein werden er ook een aantal bootputten gevonden. in een aantal daarvan zat nog een volledige, ontmantelde koninklijke boot! Meer dan 4450 jaar oud, zullen we de gerestaureerde 'zonneboot' van farao Khufu in al zijn pracht kunnen bezoeken.

De drie piramiden op het plateau van Gizeh van de farao's uit de 4de dynastie, mag men als het hoogtepunt van de piramidebouw beschouwen. Vanaf de 5de dynastie gaat het architecturaal gezien weer achteruit. De piramiden worden kleiner, slordiger afgewerkt en minder gesofisticeerd. Niet dat men het niet meer wist hoe, maar omdat de status van de farao wellicht zwakker werd. Een opflakkering is er nog in de 6de dynastie, wanneer koning Oenas op de binnenmuren van de grafkamer in zijn piramide het 'dodenboek' in hiërogliefen laat graveren: een reiswijzer voor de farao in het hiernamaals.

De piramidenbouw zou nog in vele dynastieën gebruikt worden. Pas bij Ahmose, de eerste farao van de 18de dynastie, werd overgestapt op het uitgehakte koninklijk graf in de Vallei van de Koningen.