
De Oude Egyptenaren geloofden dat de dood optreedt wanneer de Ka het lichaam verlaten heeft. In de eerste plaats diende het lichaam zo goed mogelijk bewaard te worden, zeg maar gemummificeerd te worden. Zij geloofden immers dat het niet mogelijk was voor een overledene om naar het eeuwige hiernamaals te reizen zonder een fysiek lichaam dat niet verging.
Die kostelijke mummificatie was wel weggelegd voor wie het zich kon permitteren. De 'gewone' man werd in een rieten mat gewikkeld en in het droge zand begraven. Dat droge zand op zich bewaarde het lichaam al geruime tijd. Ironisch genoeg zijn er zo beter bewaarde lichamen teruggevonden dan de duurder bewerkte mummies.

Mummificatie
Het dode lichaam werd eerst in natron verpakt. Natron dat gewoon in de Egyptische natuur kon gevonden worden (Wadi Natroen), is een bijzonder zout dat vocht onttrekt en absorbeert. Het is een mengsel van natriumwaterstofcarbonaat (natriumbicarbonaat) en natriumcarbonaat (soda). Het natron droogt het lichaam uit en daardoor krijgen bacteriën geen kans om het af te breken.
De balsemers verwijderden alle inwendige organen uit het lichaam, behalve het hart dat ter plaatse bleef. De hersenen werden met een metalen haak via de neus uit de schedel gepulkt en dan weggegooid. De lever, de longen, de maag en de ingewanden werden apart gemummificeerd en daartoe in vier afzonderlijke vazen, canopen genoemd, geplaatst.
Het deksel van elk van de vier canopen stelde telkens één van de vier zonen van Horus voor: Imseti voor de lever, Hapi voor de longen, Duamutef voor de maag en Qebeh voor de ingewanden.

Wanneer het lichaam voldoende uitgedroogd was, werd het in linnen windels ingewikkeld (om niet uit elkaar te vallen) en met olie en zalven ingesmeerd.
Het hele mummificatieproces duurde 70 dagen.
Op het einde van die periode werd het lichaam in een processiestoet naar het graf gebracht op de necropolis. De mummiekist (sarcofaag) stond in een schrijn op een houten slede die door runderen werd voortgetrokken. Zo ging de rouwstoet met de canopenkist en vele gebruiksvoorwerpen naar het graf. De begrafenisstoet werd begeleid door een groep, vaak ingehuurde, jammerende klaagvrouwen (dat was een beroep). Wanneer men bij het graf was aangekomen, voerde een sem-priester het mondopeningsritueel uit op de mummiekist, die daarna in het graf werd achtergelaten.
Die begraafplaats lag in de regel op de Westelijke oever van de Nijl in de droge woestijngrond.
Het Ritueel van het Openen-van-de-Mond

Het ceremonieel (Wepet-r) werd uitgevoerd op de rechtop gezette mummie. Op magische wijze werd de mond "geopend", zodat de mummie in het hiernamaals zou kunnen ademen en spreken. Aparte instrumenten en bekers, waaronder een rituele dissel, werden hiervoor gebruikt. Daarvan zijn er verschillende teruggevonden (in sommige zaten nog sporen van één of ander alcoholisch drankje).
Niet alleen de mond, maar ook de ogen, de oren en de neus werden 'geopend' om zo de weg vrij te maken voor alle zintuigen.
De sem-priester was in de regel gekleed in een luipaardvel (niet op bovenstaande afbeelding) en hij werd begeleid door een voorleespriester, die luidop de religieuze spreuken of episodes voorlas. De sem-priester was soms de oudste zoon van de overledene.
Het hele ritueel besloeg wel 75 episodes en deze staan meestal beschreven in het Dodenboek dat in het graf werd meegegeven.
Het 'openen' van de mond was noodzakelijk om de offers die aan de overledene werden geschonken te kunnen laten consumeren door de Ka van de overledene.
Deze ceremonie werd soms ook uitgevoerd op een Ka-beeld van de overledene (wellicht, omdat de mummificatie niet goed was verlopen). Later gebeurde dat ook op de mensvormige sarcofaag van de overledene.
Er werd dikwijls een rund geslacht voor de offermaaltijd die deel uitmaakte van het ceremonieel (en nadien als dodenmaaltijd door de aanwezigen werd opgegeten).
Door het opvoeren van deze ceremonie, geloofden men ook dat de eventueel beschadigde onderdelen van de overledene hersteld werden en in het hiernamaals terug normaal zouden kunnen functioneren.
Het graf
Het typische Egyptische graf, had twee delen.
In het ondergrondse deel werd de mummie van de overledene begraven. Meestal in een sarcofaag en samen met allerhande grafgiften. Deze ondergrondse kamer werd na de begrafenis volledig afgesloten van de buitenwereld (dat was althans de bedoeling).
Bovengronds werd een kapel (of zelfs een complete tempel voor een koninklijk graf) opgericht net boven de ondergrondse afgesloten kamer. Deze werd gedecoreerd met afbeeldingen van de overledene, scènes uit zijn dagelijks leven en beelden van mensen die offers brengen voor de Ka van de overledene. Het bovengrondse deel kon uit meerdere vertrekken bestaan. In de westelijke gevel was er een niche die bekend staat als de "valse deur" met een offertafel er vlak voor. Door deze deur kon de Ka van de overledene de offergaven die werden aangebracht tot zich nemen.
De ceremonies die bij de begrafenis werden uitgevoerd, waren niet bedoeld om de fysieke vermogens van de overledene te herstellen. Zij waren bedoeld om de Ba van het lichaam vrij te kunnen maken, zodat de Ba zou kunnen komen en gaan waar deze wil. De Ba was immers verondersteld zich te kunnen verenigen met de Ka (de blijvend bestaande levenskracht van de overledene) zodat de overleden persoon zou verder leven. De gestorvenen werden dikwijls genoemd: "diegenen die naar hun Ka's gaan".
Eenmaal die reünie tot stand was gekomen, werd de overledene een "ach", letterlijk een "effectieve", in staat om verder te leven zonder fysiek lichaam in een niet-fysieke vorm.
Maar voor dat mogelijk was, moest de overledene eerst nog slagen voor een 'laatste oordeel'.


De ceremonie van "Het wegen van het hart"
In deze procedure werd het hart 'ib' van de overledene gewogen op een weegschaal tegenover een veer. Die veer is het hiëroglief en het symbool voor de Ma'at. De Ma'at is een moeilijk te vatten begrip dat onder meer staat voor "goed gedrag" (moreel verantwoord gedrag - zie de aparte achtergrond hierover).
Indien de overledene volgens de Ma'at had geleefd, dan zou de weegschaal in evenwicht zijn en zou dat betekenen dat de overledene een juist en correct leven had geleden.
Wanneer de weegschaal in evenwicht was, werd de overledene dan ook als 'gerechtvaardigd' uitgeroepen. Letterlijk "waar van stem" (ma'a cheroe) en daardoor toegelaten tot het rijk van Osiris.
De hele scène van de Weging van het Hart, wordt doorgaans opgenomen in het Dodenboek dat in het Graf werd meegegeven. Hierin wordt de overledene in 't algemeen voorgeleid door de god Horus, koning van de levenden, en tot voor de god Osiris gebracht, de god van de dood.
Het Hiernamaals in de ogen van de Egyptenaar
De Egyptenaar zag het hiernamaals niet als één of andere status van een engelachtig bestaan in één of andere paradijs, zoals een aantal religies dat later gingen doen. Voor hen was het gewoon een alledaags, niet-fysiek bestaan op aarde.
Het model voor dit nieuwe bestaan na de dood was het dagelijkse ritme van de zon (Ra). 's Avonds daalde de zon, de god Ra, onder in de Duat en begon aan een reis (voor een nacht) door de onderwereld. Op die reis kon de zon het gemummificeerde lichaam van Osiris tegenkomen en dan versmolten de beide goden, Ra en Osiris, tot één. Osiris kreeg daarbij de levenskracht van Ra en Ra kreeg de levenskracht van Osiris. Zo werd de zon weer "verjongd" en kon ze 's morgens weer nieuw leven brengen.
Op dezelfde manier was de mummie van de overledene in ieder graf een Duat. 's Nachts zou de Ba zich weer met de mummie verenigen en daardoor een nieuwe levenskracht ontvangen. De Ba kon dan 's morgens opstaan uit het graf en zich overdag vrij tussen de levenden bewegen.
Het feit dat de levenden zich omringd wisten door de Ba's van hun overleden voorvaderen was een grote troost.
[Het Dodenboek beschrijft uitvoerig de reis door de Duat. Het werd niet alleen op papyrusrol verwerkt, maar er staan ook dikwijls fragmenten ervan op de muren van de graven in de Vallei van de Koningen. (zie het graf van Seti I dat we zullen bezoeken)]
